
Hoe verging het die mensen die
gelukkig genoeg waren om Bergen-Belsen te overleven?
Zij hadden vreselijke
dingen meegemaakt en kregen nu de tijd om zich te beseffen dat nooit meer iets
hetzelfde zou zijn. De strijd om te overleven was voorbij, en zij hadden
gewonnen, toch?
Gerrit Groen is pas 15 jaar als
hij in Bergen-Belsen wordt gevrijd. Als enige van zijn familie overleefd hij.
‘Ik bleef alleen achter, zonder dat iemand zich om mij bekommerde’, zegt hij
erover.
Ook de bevrijders hebben moeite om
zich voor te stellen hoe deze mensen hebben moeten vechten voor hun
voortbestaan. Een citaat:
‘Deze joodse en Poolse mensen
waren net dieren. Ze waren zo gedegradeerd dat er geen menselijkheid of
compassie, of maar iets dat er op leek, mogelijk was. Wanneer ze iets zagen dat
eetbaar was, grepen ze het en renden ermee weg naar een hoek om het op te eten
en vochten met iedereen die in de buurt kwam.’
Deze mensen hebben na het kamp nog
een lange weg te gaan, dan is duidelijk. Maar ze kunnen voor het eerst weer
genieten van de kleine dingen in het leven. Zoals veters. ‘(…) ik wist niet
meer dat het vreemd was dat ik op open schoenen liep. Bij het Rode Kruis kreeg
ik veters en het was zo heerlijk om weer veters te hebben.’
En natuurlijk het eten. Al konden
hun magen nog niet veel hebben en moesten ze alsnog oppassen. ‘Ik moest op
dieet en dat terwijl er dingen waren die je in zoveel jaren niet had kunnen
eten.’
Deze mensen, de overlevenden,
hadden hun vrijheid terug. Maar zij waren hevig getraumatiseerd en waren vaak
het grootste deel van hun familie kwijt. De hel van Bergen Belsen lag achter
hen, maar ervan bevrijd waren ze nog lang niet.
Eline Jansen